Hoe de Tielrodenaar aan de kost kwam

Tot in het eerste kwart van de 20e eeuw vonden veel Tielroodse gezinnen een lonend bestaan in de riviervisserij. Elk jaar deed de meivisvangst denken aan de “wonderbaarlijke visvangst”. De meivis (Fint) trok  massaal de Schelde en de zijrivieren op om te paaien. De vis werd gezouten, gedroogd, gerookt, ingelegd en was gedurende maanden een welkom voedsel in vele gezinnen. Door waterwerken, de toename van motorboten en de waterverontreiniging werden onze rivieren echter ongeschikt voor vissen.

Ook Tielrode kende een bloeiende kantnijverheid. In Tielrode waren er 3 kantscholen.Het kantklossen gebeurde als thuisarbeid. Deze huisarbeid was voor sommigen zelfs de enige bron van inkomsten. De Spin- en weefnijverheid slokten de werkkrachten van de huisarbeid op. Bovendien maakte de mechanische kantvervaardiging een einde aan dit ambacht.

Tussen de twee oorlogen in waren er een drietal bloeiende breiwerkhuizen in Tielrode. Er werden in hoofdzaak grove kousen van wol en katoen vervaardigd.

De grote rietvelden langsheen Durme en Schelde leverden de grondstof voor de rietverwerkende nijverheid. Tijdens het late najaar en de winter was er voor de Tielrodenaren bijkomende werkgelegenheid met het riet snijden en busselen voor dakbedekking. Twee bedrijven waren werkzaam na de tweede wereldoorlog. Ze produceerden rietmatten voor pleisterwerk en voor afscherming (bv in de glasteelt).

Het maaien en hooien van een groot aantal meersen gebeurde als loonarbeid per meers en werd uitgevoerd door meestal grote gezinnen die rekenden op kinderhulp. In juni werd het zogenaamde “tijdgras” geoogst, in augustus-september werden de meersen een tweede maalgehooid (het hooi heette dan “toemaat”).

Tielrode kende ook twee mouterijen. Het mouten van graan omvatte drie bewerkingen: het inweken, het kiemen en het eesten. De mout was bestemd voor de brouwerijen en alcoholstokerijen. De moutkiemen gingen naar de veevoeding.

Tielrode heeft vier brouwerijen gekend en minstens 80 cafés . Dus per 5 woningen was er minstens 1 café.

Van Dendermonde tot de zee werden langsheen de Schelde (en in topperiodes ook op vochtige akkers en grachtkanten) wijmen geteeld. Na een arbeidsintensief proces werden deze wijmen geexporteerd naar Engeland, Frankrijk en Amerika of verwerkt tot bij de vlechters in Temse. Tielrode telde gemiddeld zes bedrijven en meerdere thuisarbeiders. Toen na de oorlog Engeland, Frankrijk en Amerika zelf wijmen begonnen te telen en te verwerken en Polen en Slovakije met goedkopere en betere wijmen produceerden verdween deze nijverheid uit Tielrode. De ooit eens zo bloeiende vlasnijverheid verdween in dezelfde periode. In Tielrode werd op minstens 38 plaatsen vlas geroot.

Ook de notenhandel tierde hier welig. Vrijwel alle dijken langsheen de Schelde, Rupel, Dender en Durme waren beplant met notelaars (okkernoten). Tijdens de eerste wereldoorlog werden ze door de Duitsers massaal geveld om geweerkolven te maken. De noten werden in de zomer (groen –pekelnoten) of de herfst geoogst (droge noten). Niets ging verloren. De bolster werd verwerkt met confiserie of likeur. Het bolstersap werd gebruikt om meubels bruin te beitsen. Het hout was prima geschikt voor de schrijnwerkerij. Met het ophogen van de dijken in 1968 werden de laatste exemplaren in Tielrode geveld en niet meer heraangeplant.

Zoals voor het ganse Waasland was de klompenmakerij een belangrijke industrie in Tielrode. In 1890 werden er in het ganse Waasland 70.027.425 paar klompen geproduceerd in 692 werkplaatsen met 3765 werkmannen. Het hout was afkomstig van de vele populieren en wilgen in onze streek.

In de lint- en singelweverij (of bandweverij) N.V. Nouvelle Rubannerie des Flandres, werden jutesingelbanden , (bestemd voor de zetelindustrie), katoenlinten (voor rolluiklinten) en  isolatiebanden (voor electrische motoren) vervaardigd. Het bedrijf exporteerde tot in Noord-Amerika en het Midden-Oosten.

Geld stinkt niet, ook niet als dat men het verdient met de handel in aal-of beer. Reeds in 1780 bloeide hier de handel in menselijke uitwerpselen. De beerhandel vertok uit Antwerpen. Deze stad bezat een ganse vloot gespecialiseerde schepen : de beer-otters.  Met die boten brachten ze menselijke mest naar eigen aalputten (te Rupelmonde, rond Lier en Mechelen). Door de massale afname ontstonden er ook private aalputten langsheen de Durme. De handelaars verkochten deze meststof van uitstekende kwaliteit aan landbouwers. Deze kwamen van heinde en ver en dienden tijdens het seizoen soms uren in de rij te staan met hun beerkarren. De foto hieronder toont aan dat deze handel bijzonder winstgevend was. In de volksmond wordt deze prachtige woning “de beervilla genoemd”

Landbouw vormde sinds eeuwen de hoofdactiviteit van de Vlaamse bevolking. In de 18e eeuw was 80 % van de bevolking tewerkgesteld in de landbouwsector.  Iedere Vlaming heeft landbouwers als voorouders. In Tielrode werden tussen de twee oorlogen in, land- en tuinbouwleergangen georganiseerd tijdens de winterperiode.Onder impuls van de Belgische Boerenbond, werd er te Temse van 1948 tot 1951 een fruitteeltschool ingericht . De praktijklessen gingen door in Tielrode. In Tielrode werden hoofdzakelijk aardappelen, rogge, biet, wortels, rapen, tarwe, have, klaver en vlas geteeld. Vanaf 1940 werden daaraan : paardenboon, mergkool, erwten, raygras toegevoegd. Geleidelijk aan heeft maïs en nieuwe bemestings-, bestrijdings- en landbouwtechnieken een einde gemaakt aan deze gevarieerde teelten. Anderzijds zijn tuinbouwbedrijven, biologische landbouwbedrijven en boomkwekers gestart. Tielrode telde verscheidene gemengde landbouwbedrijven. Naast akker- en veeteelt vrolijkten het pluim- en kleinvee de erven op. De  industriële varkensteelt  - met drijfmestovercapaciteit tot gevolg - vormt een probleem voor de streek.

In Tielrode waren twee windmolens in gebruik. De Kroonmolen (op de berg van de Molenstraat ) werd gebouwd in 1627 en afgebroken in 1924.  De Oliemolen werd opgericht in 1796 en in 1958 afgebroken door de steenbakkerij. (nabij het kerkhof). In de oliemolen werd de olie uit het vlas geperst.

 Tot in 1970 werkten er 100 arbeiders op de scheepsbouwwerf “De Durme N.V.” (Naast het Heiligdom van Sint-Jozef). Ze was gesticht in 1928 door Achiel Heyman. In korte tijd groeide ze uit tot bouw- en herstellingswerf voor alle mogelijke binnenvaartschepen. Er werden zelfs schepen gebouwd die ingezet werden in Kongo. Tal van Tielrodenaren waren werkzaam op de Boelwerf. De resultaten van hun vakmanschap mogen gezien zijn en het is bijzonder jammer dat men deze kennis heeft laten verloren gaan door het laten verdwijnen van Vlaanderens grootste scheepswerf.

In Tielrode werd reeds in de Romeinse tijd klei ontgonnen en verwerkt tot dakpannen. Het dorp heeft twee steenbakkerijen. Het oude gelaag, bevond zich vlak bij de grens met Temse. De activiteiten zijn er gestaakt en het ganse gebied is omgevormd tot het recreatiedomein “Waesmeer”. De tweede steenbakkerij, “het nieuw gelaag” wordt nog steeds uitgebaat door AMT.

Over het ontstaan van de steenbakkerijen en de Boomse klei lees je alles bij: users.compaqnet.be/rupelstreek/geschiedenis.htm