Zoetwaterschorren en -slikken

De Durme en Schelde zijn van internationaal belang omwille van de aanwezigheid van zoetwaterslikken en –schorren. Omdat deze gebieden van vitaal belang zijn voor trekvogels zijn deze rivieren opgenomen in het ecologisch impulsgebied Schelde-Dender-Durme, vallen ze onder de vogelrichtlijn van de Europese Gemeenschap en behoren ze tot het habitatgebied.  Hierdoor genieten ze een bijzondere bescherming.

De slikken liggen in de rivierbedding. Bij eb zijn ze zichtbaar, bij vloed lopen ze onder water. Daardoor kunnen planten hier niet overleven. Toch zijn deze slikken helemaal niet dood. In  zuivere modder leven diverse insektenlarven, zoetwaterslakken, kreeftjes en wormpjes.  Door de sterke verontreiniging in de Durme en de Schelde zijn de meeste soorten verdwenen. Doordat de waterkwaliteit echter opnieuw is verbeterd stijgt het aantal wormpjes dat bestand is tegen matige verontreiniging weer zienderogen. Men verwacht dat in de toekomst meer soorten bodemdieren opnieuw in de slikken gaan verschijnen. Als gevolg hiervan zullen meer en meer vogelsoorten terugkeren naar onze rivieren.

De MIRA-brug te Hamme. De overgangen tussen water,slikken en schorren zijn duidelijk te zien.

De schorren bevinden zich boven de hoogwaterlijn. Ze worden meestal niet overstroomd en daardoor krijgen de planten de gelegenheid om wortel te schieten. Riet, spindotterbloemen en wilgen zorgen voor een dichtbegroeide vegetatie. Tegenwoordig kleurt de reuzenbalsemien, een forse tuinplant, de schorren in de zomer roos.  

Het ganse jaar gonzen de Durme en Schelde van (vogel)leven. In de lente komen trekvogeltjes zoals de blauwborst en de kleine en grote karekiet uit het zuiden terug om in de rietvelden hun nesten te bouwen en te zorgen voor nageslacht. Het blauwborstje is amper 14 cm lang. Het mannetje heeft een korenbloemblauwe borst en keel. Tussen borst en buik loopt een zwarte en  roestrode band.  De Blauwborst verkiest dichte en moerassige bosjes en rietvelden langs rivieren. Hunnest is goed verborgen in een kuil op de grond, afgedekt met hangende grasstengels. Ze hebben normaal één broedsel van 5 tot 6 grijs tot blauwgroene eieren. De blauwborst is een goede zanger en imiteert zelfs andere vogels van op zijn uitkijkpost. In het Was dialect wordt hij soms poldernachtegaal genoemd.

Karekieten zijn in tegenstelling tot de blauwborst onopvallende vogels. Hun naam ontlenen ze aan een duidelijk herkenbaar onderdeel van hun lied. De grote karekiet is de grootste Europese rietzanger. Door het verdwijnen van grote rietvelden, is deze vogel sterk achteruit gegaan. De kleine karekiet komt nog veel voor in de rietvelden langsheen Durme en Schelde. Hun nest met diepe kom wordt opgehangen tussen twee tot drie dicht bij elkaar staande rietstengels. Vanaf eind mei leggen ze vier tot vijf groenachtig wit tot blauwgroene eitjes.

Lang nadat deze vogels in de herfst terug vertrokken zijn naar hun overwinteringgebieden in Afrika, strijken massaal overwinteraars uit het hoge noorden neer in Durme en Schelde.  De bijzonder fraai gekleurde mannetjes van de wintertaling zijn een bekoring voor het oog. Ze hebben en gespikkeld lichaam en een donkerbruine kop met metaalgroene , wit omrande zijstreep over de ogen en de nek. De voedselrijke slikken geven hen voldoende voedsel en in de dichtbegroeide schorren vinden zij beschutting.

Bergeenden, wilde eenden zijn het ganse jaar door aanwezig langsheen Durme en Schelde.

Filip de Pillecyn heeft in vele van zijn werken het overvloedige waterleven beschreven. Zijn boeken zijn dan ook een aanrader. Niet alleen om het talent van de schrijver, maar ook om de echo’s van een nog rijker verleden en –laat ons hopen met de beterende waterkwaliteit- een voorbode van een heerlijke toekomst.